In een wereld waar alles draait om efficiëntie, competitie en productiviteit, wordt ‘nutteloos zijn’ vaak gezien als iets negatiefs. Maar binnen de Zen-traditie schuilt er juist diepe wijsheid en vrijheid in het idee van nutteloosheid.
Stel je een potje gras op je vensterbank voor. Het geeft geen bloemen, geen fruit en heeft geen directe functie. Toch brengt het je rust wanneer je thuiskomt en het ziet baden in het zonlicht. Het lijkt nutteloos, maar voedt je ziel. Dat is het nut van het ogenschijnlijk nutteloze.
Zen richt zich niet op het verzamelen van steeds meer. In plaats daarvan nodigt het ons uit om terug te keren naar de essentie en te vragen: wat is echt nodig? Wanneer we onze levens ontdoen van overbodige spullen en verlangens, ontstaat er ruimte voor wat werkelijk telt: rust, verbinding, en het gevoel écht aanwezig te zijn.
Eenvoud is geen armoede, maar een bewuste keuze. Het gaat er niet om alles af te wijzen, maar juist om met aandacht te kiezen wat blijft. Door je kledingkast op te ruimen, notificaties te verwijderen of je telefoon stil te zetten, geef je jezelf ruimte. Die leegte maakt je geest helderder.
Ook in de Zenbeoefening is deze wijsheid zichtbaar. Tijdens zazen, het zitten in meditatie, doen we ogenschijnlijk niets. Er is geen doel, geen prestatie. We zitten eenvoudigweg, samen met onze ademhaling. Dit lijkt misschien onproductief, maar het herstelt ons diepste gevoel van bestaan.
Eenvoud brengt ons dichter bij het leven zelf. Een glas water drinken, een maaltijd bereiden, of een stille wandeling kunnen momenten van beoefening zijn. Deze rijkdom komt niet voort uit het bezitten van meer, maar uit volledig aanwezig zijn in het moment.
Zen leert ons dat we niet alles in het leven hoeven te benutten of tot een doel moeten maken. Soms ligt de diepste wijsheid in het vertragen, het nietsdoen, het simpelweg zijn. Dat is de schoonheid van eenvoud.